Sommige opdrachten op de School voor Fotografie waren vrij, andere wat strakker. Reclame voor Zeeuws meisje of Samson, cover voor Viva of een reportage over de maatschappelijke zelfkant voor Vrij Nederland. Iets met inflitsen bij kunstlicht, veel groenten in mooi studiolicht, cornflakes zonder deukjes, bestek zonder reflectie, portret van een beroemdheid. Ik besloot de meest ijdele man te vragen, couturier Frank Gover. Boven zijn modehuis. Voor het raam. Beetje reflectie. Ik mocht daarna regelmatig zijn modeshows fotograferen, in Antwerpen of Amsterdam. Ik kwam thuis bij Theun de Vries, Sophie van Kleef, Jaap van Zweden. Ik bezocht Corneille in zijn atelier in Parijs. Ik ben wel drie keer naar dezelfde oudejaarsconference van Youp van ‘t Hek geweest. Martine Bijl rookte in zijn kleedkamer graag mee van mijn Dunhill. Ja. Ik was in de Avenue gestonken. Achterop stonden advertenties van Grand Marnier en Dunhill. Dat werden míj́n merken. Een 10 kreeg ik voor de serie. Het was de boekhouding die mij nekte. Normaal kon je daar herexamen in doen, maar de MTS werd HBO, dus geen boekhouden meer. Ik heb mijn deelcertificaten nooit verzilverd. Het enige bewijs van opleiding (tot dan toe) was mijn portfolio. Daar kon ik gelijk mee aan het werk. Mijn examinator stelde mij voor aan de creatief directeur van De Kleine Operastichting, ik huurde een fotostudio in Amsterdam en maakte portretten van de cast van Eline Vere. De foto’s kwamen in Élégance en De Telegraaf.
Toch was ik het zat om mensen te ontmoeten. Ik besloot standbeelden te fotograferen. Die zeuren niet. Ik hou van geschiedenis en bezocht steden door het hele land. De sokkelteksten schreef ik in mijn notitieboekje. Alle foto’s in zwart-wit. Alsof Mata Hari, Van Goch en Coster werden teruggeplaatst in hun eigen tijd. Geen prullenbakken, geen lantaarnpalen. Net zolang om het beeld lopen tot alles op zijn plaats valt. Precies wat Faan mij geleerd had. Tegenlicht, contouren, contrast, stemming, leegte. Ultieme rust
In deze periode van bezinning werd mijn leven tussen licht en donker nog eens overtroffen, ik werd vader. De relatie met mijn eigen vader was nooit hecht. Tegenover zijn goedbedoelde adviezen stond een boze man. Boos op de wereld, boos op zijn afgepakte jeugd. Boos dat zijn kansberekeningen nooit de exacte Lottocijfers voorspelden. Boos dat zijn carierre van 25 jaar boekhandelaar moest eindigen in een kiosk van Bruna. We vonden een gezamenlijke euforie in het oplossen van de Steenhuiscryptogrammen van Vrij Nederland.
Ik hoefde het leven alleen nog maar uit te zingen. Getrouwd, huis, tuin, hypotheek, een auto op gas en bijna vader. We haalden het wiegje op in Amsterdam. Ik schakelde over van gas op benzine, of andersom. In ieder geval de stoffen vermengden zich, de ontsteking ontplofte en het dashboard vloog brandend over ons heen. We konden uit de auto ontkomen en toekijken hoe de auto in het avondschemer afbrandde tot een zwartgeblakerde contour. Ook de versokkelde geschiedenis in mijn dashboardkastje verbrandde. Aan het einde van dat jaar werd Doris geboren. Ik hield het natuurlijk niet droog bij het rondbellen.
Voor het ontspullen, ik duik de kolong in om de lijsten te vinden die ik kocht om mijn examenwerk te presenteren. Zijn vast doorgeroest. Voor de Top 60, Watermark, Enya 1989; Stef Bos, Is dit nu Later? 1990 en John Lee Homer, Mr. Lucky, 1991.
Reacties
Een reactie posten