Als ik uit ons woonkamerraam kijk, zie ik mij als mannetje naar school lopen. De Frisoschool bevindt zich aan het einde van de straat waar ik nu woon. Hoewel mijn toen 16-jarig zusje zich graag om mij bekommerde kan ik mij niet herinneren of er iemand met mij meeliep. Wel in de pauze, wanneer ik met een klasgenootje naar de boekwinkel liep. Visalis. De naam stond, zo begreep ik later, voor visie, sales en libris. Het logo, een uil.
Nog steeds ruik ik het zure appeltje dat ik met mij meedroeg, hoor ik de juffrouw en meester en voel ik het koude brandweerhok waar ik mijn straffen uitzat. Ik zal wel weer aan het dagdromen zijn geweest, want ik liet mij graag afleiden. Wat moet je ook met Oom, Roos en Pijp-bordjes als je denkt dat je toch al kan lezen. In het brandweerhok vermaakte ik mij prima. Daar lagen de boekjes die we in de klas nog niet hadden gekregen.
Het huis waar wij woonden werd verkocht, er werden enkele winkelpanden overgenomen en we verhuisden naar de stad. Mijn jongste zus had al jong haar eigen boetiekje in de Voorstraat, waar ze boven woonde. Het Indische eettentje dat mijn ouders er startten was een kort leven beschoren. Er ontketende zich een soort guerrillaoorlog met de Indische partners van wat de Warong Bétet heette (naar een Javaanse parkiet). De boetique werd een ‘papeterie’ vrij naar papierwinkel) met spelletjes en knutsels en de bétet werd een papegaai. Was het al bijzonder om op te groeien tussen boeken, mijn ouders namen ook een grammofoonplaten- en babyzaak over. Boven de oude babyzaak kwam mijn andere zus te wonen. Ik moet er niet aan denken dat mijn dochters al op hun achttiende zouden trouwen en uitvliegen. Maar goed, als zevenjarige denk je dat dát het grote mensenleven moet zijn. De babyzaak werd trouwens een kantoorboekhandel (zonder boeken). Wanneer ik een gulden van mijn vader kreeg was die ook alleen daar te besteden. Met mijn ouders en broer woonde ik boven de platenzaak, de Luistervink. Een walhalla zou je nu denken. Een luxe badkamer, twee logeerkamers waar altijd wel plaats was voor een van de oma’s of een bijzondere gast, twee keukens, een bar, twee woonkamers, een open haard én… en een kleurentelevisie. Ik geneerde mij altijd wat voor ‘de vieze’ woorden van Erik Engerd en meneer Aart. Dan keek ik toch even om of er niemand meeluisterde. Maar als er avondverkoop was kon ik eenvoudig van Calimero overschakelen naar de grote mensenprogramma’s.
Mijn moeder beheerde de boekhandel in de Weidstraat, mijn vader de winkels in de Doelenstraat. Mijn moeder las alles en was vooral begaan met wáárom een klant het boek kocht. Daarnaast was ze secretaris van de winkeliersvereniging en om de stemming op de ledenvergaderingen van de VVD wat te verhogen kregen alle stemgerechtigden uit het gezin een lidmaatschap van de VVD cadeau. Door de luchtkokers in het nieuwe huis, maar ook door het stemverheffen van mijn vader waren de gesprekken en de gebruikelijke bonje vanuit mijn slaapkamer goed te verstaan. De lokale politici kwamen vergaderen, winkeliers uit de straat of mijn ouders namen elkaar de maat. Ik plakte op een dag een briefje op mijn slaapkamerdeur, ‘Jullie zijn stomerds’. Mijn ouders moesten er vooral om lachen dat ik het woord maar met één ‘m’ had geschreven.
Voor het ontspullen, de kinderboeken. Dat Niels Holgerson en Mark Twain hier nog wonen zegt ook iets over de belangstelling die mijn kinderen ervoor hebben.
Voor de top 60, Creedance Clearwater rivival (1971), I have lived van Charles Aznavour (1972) en Dark side of the moon van Pink Floyd (1973).
Nog steeds ruik ik het zure appeltje dat ik met mij meedroeg, hoor ik de juffrouw en meester en voel ik het koude brandweerhok waar ik mijn straffen uitzat. Ik zal wel weer aan het dagdromen zijn geweest, want ik liet mij graag afleiden. Wat moet je ook met Oom, Roos en Pijp-bordjes als je denkt dat je toch al kan lezen. In het brandweerhok vermaakte ik mij prima. Daar lagen de boekjes die we in de klas nog niet hadden gekregen.
Het huis waar wij woonden werd verkocht, er werden enkele winkelpanden overgenomen en we verhuisden naar de stad. Mijn jongste zus had al jong haar eigen boetiekje in de Voorstraat, waar ze boven woonde. Het Indische eettentje dat mijn ouders er startten was een kort leven beschoren. Er ontketende zich een soort guerrillaoorlog met de Indische partners van wat de Warong Bétet heette (naar een Javaanse parkiet). De boetique werd een ‘papeterie’ vrij naar papierwinkel) met spelletjes en knutsels en de bétet werd een papegaai. Was het al bijzonder om op te groeien tussen boeken, mijn ouders namen ook een grammofoonplaten- en babyzaak over. Boven de oude babyzaak kwam mijn andere zus te wonen. Ik moet er niet aan denken dat mijn dochters al op hun achttiende zouden trouwen en uitvliegen. Maar goed, als zevenjarige denk je dat dát het grote mensenleven moet zijn. De babyzaak werd trouwens een kantoorboekhandel (zonder boeken). Wanneer ik een gulden van mijn vader kreeg was die ook alleen daar te besteden. Met mijn ouders en broer woonde ik boven de platenzaak, de Luistervink. Een walhalla zou je nu denken. Een luxe badkamer, twee logeerkamers waar altijd wel plaats was voor een van de oma’s of een bijzondere gast, twee keukens, een bar, twee woonkamers, een open haard én… en een kleurentelevisie. Ik geneerde mij altijd wat voor ‘de vieze’ woorden van Erik Engerd en meneer Aart. Dan keek ik toch even om of er niemand meeluisterde. Maar als er avondverkoop was kon ik eenvoudig van Calimero overschakelen naar de grote mensenprogramma’s.
Mijn moeder beheerde de boekhandel in de Weidstraat, mijn vader de winkels in de Doelenstraat. Mijn moeder las alles en was vooral begaan met wáárom een klant het boek kocht. Daarnaast was ze secretaris van de winkeliersvereniging en om de stemming op de ledenvergaderingen van de VVD wat te verhogen kregen alle stemgerechtigden uit het gezin een lidmaatschap van de VVD cadeau. Door de luchtkokers in het nieuwe huis, maar ook door het stemverheffen van mijn vader waren de gesprekken en de gebruikelijke bonje vanuit mijn slaapkamer goed te verstaan. De lokale politici kwamen vergaderen, winkeliers uit de straat of mijn ouders namen elkaar de maat. Ik plakte op een dag een briefje op mijn slaapkamerdeur, ‘Jullie zijn stomerds’. Mijn ouders moesten er vooral om lachen dat ik het woord maar met één ‘m’ had geschreven.
Voor het ontspullen, de kinderboeken. Dat Niels Holgerson en Mark Twain hier nog wonen zegt ook iets over de belangstelling die mijn kinderen ervoor hebben.
Voor de top 60, Creedance Clearwater rivival (1971), I have lived van Charles Aznavour (1972) en Dark side of the moon van Pink Floyd (1973).
Reacties
Een reactie posten