Aan rekenen had ik een broertje dood. Ik was blijven zitten en het stomerds-briefje had dubieuze vruchten afgeworpen. Het plan was mij bij het jongere zusje van mijn moeder te laten inwonen. Mij werd niets gevraagd. Ik was er die zomer logeren in een bos. Druk met spoorbanen maken van takken en kreeg medegedeeld dat er een nieuwe kamer voor mij was in Overvecht. Aan mijn nichtje had ik een jonger zusje die ik kon voorlezen. Een serie zondagochtenden mocht ik mee op rondleiding door de stad. Ik kreeg van alles te weten over beeldjes aan de gevels van de Oude Gracht, de Winkel van Sinkel of de postzegelmarkt. Voor ik naar die hervormde school kon had ik nog de tafels uit mijn hoofd te leren. De getallenreeksen werden er ingestampt. Ik hield het twee maanden vol op een school waar de dagen begonnen met gebed. Dit strookte niet zo met wat mijn vader in mijn babyalbum had geschreven onder het voorgedrukte kopje ‘Geloof’: ‘Kijk zelf maar of je dat wil mijn kind en bepaal wat je het beste vindt.’ Misschien was het mijn moeder die de keuze voor mij maakte? Zij heeft mij ook het ‘Onze vader’ bijgebracht. Vooral op momenten dat onze werkelijke vader in zijn eigen bewoordingen de heer aansprak. Mijn moeder leefde in de leer van de Christiaan Science. Zij geloofde niet, zij wist.
De Jenaplanschool in Overvecht bood oplossing. Waar mag je nu de dag beginnen met de krant lezen, je eigen taken kiezen en tijdschriftjes maken? De skelter die mijn nieuwe opa voor mij had gebouwd vond ik stoer, goochelen, knutselen en rolschaatsen met mijn nieuwe vriendjes, postzegels verzamelen. Ik mocht zelf met de ringlijn naar zwemmen en schaatsen, maar in plaats van voetballen stond ik toch liever met een conducteurs-pet op, en een rood-groene pannenkoek in mijn hand, op het perron om mensen hun treinkaartje te vragen. Die treinen werden wel een hype. Na een jaar was het klaar. Terug naar IJsselstein.
Één van de winkels was failliet, de platenzaak was naar mijn zus en de boekwinkel werd afgebouwd. Mijn ouders hadden zich er met anderen druk voor gemaakt dat er ook een Jenaplanschool in IJsselstein zou komen. Er werd een huis betrokken aan ‘de andere kant’ van de IJssel. Verse eieren en melk van de boer, mijn moeder kon er schilderen, accordeon spelen en kruidkoeken bakken.
Ik beleef mooie herinneringen aan het weiland voor onze deur. Het huis werd omringd door koeien, zwanen en eendjes. Roeiend of schaatsend de polder in met vriendjes uit de buurt. Niets aan de vredige sloot deed vermoeden dat het een drama in petto had die mij voor altijd bewust zou maken van de dood. Mijn vader was die winter nog Sinterklaas geweest bij het buurjongetje. De daaropvolgende zomer zou het jongetje in de sloot zijn leven verliezen. Ieder sprankje onbevangenheid dat ik mogelijk in mij had, droeg vanaf dat moment voor altijd een schaduw met zich mee.
Voor het ontspullen: de doos rood-groene pannenkoeken. Ik gebruikte het als ik debatten begeleidde. Weg ermee! Voor de Top 60: 461 Ocean boulevard (1974) van Eric Clapton. Mijn eerste serieuze elpee, gekocht bij mijn zus, Het gebeurde in het westen van Ennio Morricone (1975) (waarschijnlijk aangetrokken door de hoes met trein) en AVRO’s Toppop kwam in mijn leven, A day at the races van Queen (1976).
Reacties
Een reactie posten