Aan rekenen had ik een broertje dood. Ik was blijven zitten en het stomerds-briefje had dubieuze vruchten afgeworpen. Mijn oma vond de winkeldrukte geen plaats voor een jongetje van tien en beraamde het plan mij bij mijn ouders weg te halen en bij het jongere zusje van mijn moeder te laten inwonen. Tussen mijn moeder en haar zus zat een generatiekloof van 18 jaar, dus daar speelde een andere dynamiek. Ik heb geen idee of mijn ouders daar lang over gesproken hebben. Mij werd niets gevraagd. Ik was er die zomer logeren in een bos. Donald Duckposter aan de muur. Druk met spoorbanen maken van takken en kreeg medegedeeld dat er een nieuwe kamer voor mij was in Overvecht. Bureautje, vredespijp, twee goudvissen en een Snoopyspaarpot. Aan mijn nichtje had ik een jonger zusje die ik kon voorlezen. Een serie zondagochtenden mocht ik mee op rondleiding door de stad. Ik kreeg van alles te weten over beeldjes aan de gevels van de Oude Gracht, de Winkel van Sinkel en de postzegelmarkt op de Vismarkt.
Mijn tante had nog wel een andere klus. Voor ik naar die hervormde school kon had ik nog wel de tafels uit mijn hoofd te leren. De getallenreeksen werden er ingestampt en ik heb het precies twee maanden volgehouden op een school waar de dagen begonnen met gebed. Dit strookte niet erg met wat mijn vader in mijn babyalbum had geschreven onder het voorgedrukte kopje ‘Geloof’: ‘Kijk zelf maar of je dat wil mijn kind en bepaal wat je het beste vindt.’ Misschien was het mijn moeder die de keuze voor mij maakte? Zij heeft mij ook het ‘Onze vader’ bijgebracht. Vooral op momenten dat onze werkelijke vader in zijn eigen bewoordingen de heer aansprak. Mijn moeder leefde in de leer van de Christiaan Science. Zij geloofde niet, zij wist. De Jenaplanschool in Overvecht moest oplossing bieden. Hoewel met een strenge juffrouw die vond dat ik nergens wat van begreep was dit toch wel een feestje voor mij. Waar mag je nu de dag beginnen met de krant lezen, je eigen taken kiezen en tijdschriftjes maken? Dat ze dat in IJsselstein niet hadden. Lezen, toneel en knutselen was aan mij wel besteed. Wil je een atlas tekenen, dan mag je een atlas tekenen. Over lichamelijke oefening was ik wat minder enthousiast. Skelteren op de skelter die mijn nieuwe opa voor mij had gebouwd vond ik stoer, goochelen, knutselen in het buurthuis en rolschaatsen met mijn nieuwe vriendjes, postzegels verzamelen, ik had het druk. Ik mocht zelf met de ringlijn naar zwemmen en schaatsen, maar in plaats van voetballen stond ik toch liever met een conducteurs-pet op, en een rood-groene pannenkoek in mijn hand, op het perron om mensen hun treinkaartje te vragen. Die treinen werden wel een hype. Misschien moet ik voor het ontspullen mijn treinenpostzegels eens afstoffen. Maar ja, ze liggen ook niet in de weg. Postzegels werden bij ons thuis vroeger verstopt omdat ze veel waard waren. Ik heb ze ingebouwd onder de plint van mijn kast.
Na een jaar was het klaar met de pret. Terug naar IJsselstein. Één van de winkels, de Kantorij, was failliet, de platenzaak was naar mijn zus en de boekwinkel werd afgebouwd. Mijn ouders hadden zich er intussen (met anderen natuurlijk) druk voor gemaakt dat er ook een Jenaplanschool in IJsselstein zou komen. Er werd een huis betrokken aan de rand van een nieuwe woonwijk aan ‘de andere kant’ van ‘de IJssel’. Verse eieren en melk van de boer naast ons, mijn moeder kon er schilderen, accordeon spelen en kruidkoeken bakken. Ik beleef mooie herinneringen aan het weiland voor onze deur. Het huis werd omringd door koeien, zwanen en eendjes. Roeiend of schaatsend de polder in met vriendjes uit de buurt. Niets aan de vredige sloot deed vermoeden dat het een drama in petto had die mij voor altijd bewust zou maken van de dood. Mijn vader was die winter nog Sinterklaas geweest bij het buurjongetje. De daaropvolgende zomer zou het jongetje in de sloot zijn leven verliezen. Ieder sprankje onbevangenheid dat ik mogelijk in mij had, droeg vanaf dat moment voor altijd een schaduw met zich mee.
Voor het ontspullen: de doos rood-groene pannenkoeken. Ik gebruikte het als ik debatten begeleidde. Weg ermee! Voor de Top 60: 461 Ocean boulevard (1974) van Eric Clapton. Mijn eerste serieuze elpee, gekocht bij mijn zus, Het gebeurde in het westen van Ennio Morricone (1975) (waarschijnlijk aangetrokken door de hoes met trein) en AVRO’s Toppop kwam in mijn leven, A day at the races van Queen (1976).
Foto: Pixy foto, V&D Utrecht 1974.
Reacties
Een reactie posten