Doorgaan naar hoofdcontent

8. Paardendekens (1986-1988)

Februari 1986 betrok ik mijn appartement in Nieuwegein. Mijn doorreis tussen IJsselstein en Den Haag. De wasmachine moest zijn donkere ruimte delen met de vergrotingskoker. Mijn luxe bestond uit Aramis, eyeliner en Dunhill. Drijfveer was mijn altijd verse portfolio. De dagen begonnen om 7.00 uur in de doka van de drukkerij en eindigden om 24.00 uur als ik terug was uit Den Haag. Vaak nog even mijn eigen donkere kamer in.

   Mensen mee naar huis, ik mocht het zelf weten. Vrienden, vreemden, visagisten. Voor wie bleef slapen had ik paardendekens. Ik was er niet vaak, dus de sleutel kon ook wel bij een vriend zijn afgegeven.

Ondertussen kreeg mijn vader een herseninfarct en wilde mijn moeder na 40 jaar scheiden. Ze kwam zolang bij mij in. Na enkele weken betrok ze haar eigen appartement. Regelmatig zag ik toch de auto van mijn vader voor de deur. Ze trok weer bij hem in.

    De elfde december van 1986 had mijn zus het krantenbericht door mijn brievenbus gedaan dat Faan Nijhoff was overleden. De begrafenis vond plaats in St. Legier. Het zou de laatste keer zijn dat een werkgever, of wie ook, bepaalt of ik ergens wel of niet naartoe kan. Een week later stond zijn verhaal in Elsevier, met het portret dat ik die zomer van hem maakte.
    Ik was niet zo goed in relaties. Ik durfde alles aan iedereen te vragen, maar iemand vragen je vriend of vriendin te zijn? Vrienden waren er altijd, maar niet persé voor het leven. Ik kon  zomaar wisselen. Ik ging er vanuit dat ik op meisjes viel, maar het was niet meer dan een aanname. Enkele weken had ik een soort vriendinnetje. Uitgaan met mijn leraar Engels was spannender. Met een verlengde one-night stand nam ik soms dezelfde trein naar Den Haag en we spraken ook wel af. Het kwam nooit meer goed nadat ik haar in een restaurant achterliet. Ik maakte een aardige serie foto's van een vrolijke vriendin-voor-af-en-toe-een-praatje. Ze lachte prettig, had een rustige stem en was geïnteresseerd in journalistiek. Toen we eens een terrasje pakten vertelde ze dat ze zo’n leuke vriend had ontmoet, leek precies op mij. Dat was mijn lot.  We spraken over fotografie en mijn financiële puinhoop. Een advocaat rekende voor dat als ik niet werkte, ik met huursubsidie en studiefinanciering meer overhield dan met mijn baantje. Ik in gesprek met de 'baas'. Geen begrip.

Rust
De puinhoop werd groter, mijn ouders waren geen stabiele factor en mijn appartement werd een intense plek van ontmoeting. Ik wilde rust. In alle nevelen waar ik mij met een trouwe vriend in hulde, trof ik in de polonaise een vriendin zonder drukte. Voor iemand die nooit thuis is, moet samenwonen geen obstakel zijn, dus ik trok bij haar in. Vlakbij mijn stamcafé. Ik besloot een baan te vinden met zoveel reisgeld dat ik daarmee mijn OV-kaart kon betalen. Voortaan via Amsterdam naar Den Haag. Studiegenoten maakten het jaar daarop, het EK van 1988 was net begonnen, onze trouwreportage.  Een van mijn vrienden probeerde onder de tonen van het Ave Maria hoofdschuddend nog zijn bevindingen te delen. De ander trad op als getuige.

Intussen had ik een Hasselblad, sleepte modellen en vrienden voor de camera en maakte een aardige reportage van mijn vader. Hij is trouwens goed uit het herseninfarct hersteld, misschien wel aardiger dan ooit. Ondanks dat hij zichzelf graag terugtrok in zijn werkschuur bleven hoestbuien zich over mijn moeder ontfermen.

Voor het ontspullen, ruimte in de platenkast. Er zijn wat platen ingeslopen die ik echt niet draai of niet meer te wassen zijn. Ik zoek er wat uit. Voor de Top 60, platen die ik wel graag draai: 1986 Crowded House; 1987 The Joshua tree, U2; 1988 Don’t be afraid of the dark, Robert Cray band. 



Reacties

Populaire posts van deze blog

1. Kon geweest 1965-1967

Opgegroeid in de boekwinkel van mijn ouders zou het logischer zijn dat ik hieronder Jungleboek, Bobo of The Hobbit zou posten. Doe ik niet. Ik snuffel in mijn cave-collectie wat ik er aan muzikale parels heb staan uit mijn eerste jaren op deze planeet, en draai er wat van terwijl gewoon het leven van alledag zich door mijn hoofd afspoelt. Evengoed heb ik mij ertoe gezet om, naast al het lonkende vinyl ook te ontspullen en realiseer mij bij het afscheid nemen ervan dat ieder spul verdrongen herinneringen oproept. Van mijn angst voor de tandarts tot mijn eeuwige dorst, het heeft zo zijn grondslagen die zich verhullen in een prul. Bij mijn afscheid van Humpty Dumpty kom ik overigens niet verder dan het geluid van het geklongel (een dof geklingel) en een later bijgebracht Iers kinderversje. Ook de relaxte noten van Wes Montgomery en de stevigere tonen van the Stones zijn mij natuurlijk pas later ter ore gekomen. In militaire dienst was er zelfs een psycholoog voor nodig om mij terug te bre...

2. Sambal 1968-1970

Wat kon ik blèren toen mijn duim tussen de deur kwam van wat mijn ouders ‘het paviljoen’ noemden. Ik had de boosdoener graag laten zien hoe blauw en doorzichtig de duim geworden was, maar de man had zijn bus te halen. De achterzijde van de boekhandel, kwam uit op de bushalte aan de Schuttersgracht. Ik verwonderde mij er over de vele tijdschriften en mocht graag wegzwijmelen in de geur van verse drukinkt. Ik kon al Googlen toen ik vijf was zeg ik wel eens. Dat Googlen avant la lettre moet tussen de Bobo en de Donald Duck hebben plaatsgevonden. Ik kon vroeg lezen, maar ook al vroeg mijn verbeelding zijn werk laten doen, dus wat ik erover opteken zal een mix zijn van reconstructie, herinnering en wat zich in de loop der jaren aan mijn fantasie heeft ontsproten. Boeken met streepjes tussen de lettergrepen, een groot Engels boek met een alfabet van ‘animals’, Pinkeltjes en een Junglebook met opklappende en in- en uitschuifbare dierfiguren. Vele boeken kwamen van Sinterklaas. De goedheiligma...

3. 'Stomerds' (1971-1973)

Als ik uit ons woonkamerraam kijk, zie ik mij als mannetje naar school lopen. De Frisoschool bevindt zich aan het einde van de straat waar ik nu woon. Hoewel mijn toen 16-jarig zusje zich graag om mij bekommerde kan ik mij niet herinneren of er iemand met mij meeliep. Wel in de pauze, wanneer ik met een klasgenootje naar de boekwinkel liep. Visalis. De naam stond, zo begreep ik later, voor visie, sales en libris. Het logo, een uil.  Nog steeds ruik ik het zure appeltje dat ik met mij meedroeg, hoor ik de juffrouw en meester en voel ik het koude brandweerhok waar ik mijn straffen uitzat. Ik zal wel weer aan het dagdromen zijn geweest, want ik liet mij graag afleiden. Wat moet je ook met Oom, Roos en Pijp-bordjes als je denkt dat je toch al kan lezen. In het brandweerhok vermaakte ik mij prima. Daar lagen de boekjes die we in de klas nog niet hadden gekregen. Het huis waar wij woonden werd verkocht, er werden enkele winkelpanden overgenomen en we verhuisden naar de stad. Mijn jongste...