Intussen betrok ik de zolder van mijn ouderlijk huis. Secretaire, wit zolderdak, blauwe vloer, grammofoonplaten, mooie plant, paars licht uit het aquarium en achter de kledingkasten, mijn donkere kamer. Ik was toegelaten op de fotoschool van Hans Götze, maar ik kreeg geen uitstel voor militaire dienst. Mijn plunjebaal voldeed als zitzak. Wat moest ik in jezusnaam tussen aldie grote mannen. Jankend kroop ik over de keukenvloer dat ik niet wilde. Mijn ouders vonden dat ik het maar had te doen. Zonder ‘Hiroshima’ was ik er niet geweest, opa was generaal, en mijn vader had ook KMA gedaan. Als ik dan toch moet... provoceren.
Ik schreef mij in voor Libanon. Of k gek geworden was. Maar ik zag mogelijkheden. Ik had het werk van een Amerikaans oorlogsfotograaf bestudeerd die ook met kunstenaars als Picasso omging en de kunstschatten van het Kremlin fotografeerde. Het einde van de grafische school sloot ook al niet aan, want de dienst begon pas in november. 83-6.
De tussenliggende maanden had ik een baan op de huisdrukkerij van Polygram. De platenmaatschappij van Phonogram en Polydor. En toch weer een aardige gedachte van mijn pa. Als je dan toch in Baarn werkt, vind je het dan niet leuk om met de caravan op de camping te staan? Bij ochtenddiensten om half twee al terug op de camping, bij avonddiensten de hele ochtend in de zon. En natuurlijk verliefd op de halve camping, barbecuefeesten en veel ‘Gute nacht, Freunde’.
Militaire dienst werd een kanonniersbaan. Artillerie. Gelukkig. Sta je niet vooraan met je geweer. Eerst Breda, dan ‘t Harde. Bijna allemaal kleine mannen, anders pas je niet in het kanon (stuk). Veel groter dan 1.70 zou ik ook niet worden. Twee jaar zou het mij kosten. Mijn angst voor de stormbaan leverde mij enkele vrij vervoertjes op naar huis. De psycholoog die mij van het trauma moest bevrijden zat namelijk in de kazerne in Utrecht en die bezocht ik op de maandagen.
In de trein naar de kazerne besprak ik die twaalfde februari 1984 de dood van Andropov. Het zou voor een nucleair militant toch niet denkbaar zijn zo’n begrafenis bij te mogen wonen? Toch een VRA ingediend (Verzoek, Rapport, Aanvraag). Dag buitengewoon verlof voor de begrafenis.Vrij vervoertje naar Moskou. Wat een kapitein. Kanonnier Veldhuijsen had op het appél uit te treden en pappie Jansen zou mij vertellen wat mij te doen stond. Onder een zwijgend gegniffel kreeg ik de dag toegewezen. Ik had wel een verslag te schrijven. De administratie was onverbiddelijk. Geen vrij vervoertje naar Moskou. Dan had ik maar een dienstreis moeten aanvragen. Mijn buurman schreef erover in het weekblad waarin hij een column had. Opnieuw stond ik voor het prikbord. Vacature voor barman in de kelder van onze batterij. Dat was wat voor ‘Andropoffie’. Nuttig werk. Overdag broodjes smeren, koffie verkopen en de flipperkast soepel houden, ‘s avonds bardiensten, vrijdagmiddagen vrij. Ik kreeg de baan. Huipie zuipie was niet de geuzennaam die ik zelf waarmaakte, maar stond meer synoniem voor ‘barman’.
Voor het ontspullen, begonnen mijn kisten met negatieven uit te zoeken. Welk fotomateriaal wil ik tot lengte van eeuwen ergens opslaan en wat allemaal niet. Twee kisten met foto’s en negatieven opgeschoond. Je kan het niet allemaal meenemen zegt mijn vrouw dan cynisch.
Voor de Top 60: 1983, Hoochie couchie man van Muddy Waters, 1984 Agent provocateur, Foreigner, 1985 Talking Heads.
Foto: Frits Schröder, 1985.
Reacties
Een reactie posten