Doorgaan naar hoofdcontent

7. Andropov (1983-1985)

Intussen betrok ik de zolder van mijn ouderlijk huis. Secretaire, wit zolderdak, blauwe vloer, grammofoonplaten, mooie plant, paars licht uit het aquarium en achter de kledingkasten, mijn donkere kamer. Ik was toegelaten op de fotoschool van Hans Götze, maar ik kreeg geen uitstel voor militaire dienst. Mijn plunjebaal voldeed als zitzak. Wat moest ik in jezusnaam tussen aldie grote mannen. Jankend kroop ik over de keukenvloer dat ik niet wilde. Mijn ouders vonden dat ik het maar had te doen. Zonder ‘Hiroshima’ was ik er niet geweest, opa was generaal, en mijn vader had ook KMA gedaan. Als ik dan toch moet... provoceren.

   Ik schreef mij in voor Libanon. Of k gek geworden was. Maar ik zag mogelijkheden. Ik had het werk van een Amerikaans oorlogsfotograaf bestudeerd die ook met kunstenaars als Picasso omging en de kunstschatten van het Kremlin fotografeerde. Het einde van de grafische school sloot ook al niet aan, want de dienst begon pas in november. 83-6.

De tussenliggende maanden had ik een baan op de huisdrukkerij van Polygram. De platenmaatschappij van Phonogram en Polydor. En toch weer een aardige gedachte van mijn pa. Als je dan toch in Baarn werkt, vind je het dan niet leuk om met de caravan op de camping te staan? Bij ochtenddiensten om half twee al terug op de camping, bij avonddiensten de hele ochtend in de zon. En natuurlijk verliefd op de halve camping, barbecuefeesten en veel ‘Gute nacht, Freunde’.

   Militaire dienst werd een kanonniersbaan. Artillerie. Gelukkig. Sta je niet vooraan met je geweer. Eerst Breda, dan ‘t Harde. Bijna allemaal kleine mannen, anders pas je niet in het kanon (stuk). Veel groter dan 1.70 zou ik ook niet worden. Twee jaar zou het mij kosten. Mijn angst voor de stormbaan leverde mij enkele vrij vervoertjes op naar huis. De psycholoog die mij van het trauma moest bevrijden zat namelijk in de kazerne in Utrecht en die bezocht ik op de maandagen.

In de trein naar de kazerne besprak ik die twaalfde februari 1984 de dood van Andropov. Het zou voor een nucleair militant toch niet denkbaar zijn zo’n begrafenis bij te mogen wonen? Toch een VRA ingediend (Verzoek, Rapport, Aanvraag). Dag buitengewoon verlof voor de begrafenis.Vrij vervoertje naar Moskou. Wat een kapitein. Kanonnier Veldhuijsen had op het appél uit te treden en pappie Jansen zou mij vertellen wat mij te doen stond. Onder een zwijgend gegniffel kreeg ik de dag toegewezen. Ik had wel een verslag te schrijven. De administratie was onverbiddelijk. Geen vrij vervoertje naar Moskou. Dan had ik maar een dienstreis moeten aanvragen. Mijn buurman schreef erover in het weekblad waarin hij een column had. Opnieuw stond ik voor het prikbord. Vacature voor barman in de kelder van onze batterij. Dat was wat voor ‘Andropoffie’. Nuttig werk. Overdag broodjes smeren, koffie verkopen en de flipperkast soepel houden, ‘s avonds bardiensten, vrijdagmiddagen vrij. Ik kreeg de baan. Huipie zuipie was niet de geuzennaam die ik zelf waarmaakte, maar stond meer synoniem voor ‘barman’. 

Voor het ontspullen, begonnen mijn kisten met negatieven uit te zoeken. Welk fotomateriaal wil ik tot lengte van eeuwen ergens opslaan en wat allemaal niet. Twee kisten met foto’s en negatieven opgeschoond. Je kan het niet allemaal meenemen zegt mijn vrouw dan cynisch. 

Voor de Top 60: 1983, Hoochie couchie man van Muddy Waters, 1984 Agent provocateur, Foreigner, 1985 Talking Heads.



Foto: Frits Schröder, 1985.

Reacties

Populaire posts van deze blog

1. Kon geweest 1965-1967

Opgegroeid in de boekwinkel van mijn ouders zou het logischer zijn dat ik hieronder Jungleboek, Bobo of The Hobbit zou posten. Doe ik niet. Ik snuffel in mijn cave-collectie wat ik er aan muzikale parels heb staan uit mijn eerste jaren op deze planeet, en draai er wat van terwijl gewoon het leven van alledag zich door mijn hoofd afspoelt. Evengoed heb ik mij ertoe gezet om, naast al het lonkende vinyl ook te ontspullen en realiseer mij bij het afscheid nemen ervan dat ieder spul verdrongen herinneringen oproept. Van mijn angst voor de tandarts tot mijn eeuwige dorst, het heeft zo zijn grondslagen die zich verhullen in een prul. Bij mijn afscheid van Humpty Dumpty kom ik overigens niet verder dan het geluid van het geklongel (een dof geklingel) en een later bijgebracht Iers kinderversje. Ook de relaxte noten van Wes Montgomery en de stevigere tonen van the Stones zijn mij natuurlijk pas later ter ore gekomen. In militaire dienst was er zelfs een psycholoog voor nodig om mij terug te bre...

2. Sambal 1968-1970

Wat kon ik blèren toen mijn duim tussen de deur kwam van wat mijn ouders ‘het paviljoen’ noemden. Ik had de boosdoener graag laten zien hoe blauw en doorzichtig de duim geworden was, maar de man had zijn bus te halen. De achterzijde van de boekhandel, kwam uit op de bushalte aan de Schuttersgracht. Ik verwonderde mij er over de vele tijdschriften en mocht graag wegzwijmelen in de geur van verse drukinkt. Ik kon al Googlen toen ik vijf was zeg ik wel eens. Dat Googlen avant la lettre moet tussen de Bobo en de Donald Duck hebben plaatsgevonden. Ik kon vroeg lezen, maar ook al vroeg mijn verbeelding zijn werk laten doen, dus wat ik erover opteken zal een mix zijn van reconstructie, herinnering en wat zich in de loop der jaren aan mijn fantasie heeft ontsproten. Boeken met streepjes tussen de lettergrepen, een groot Engels boek met een alfabet van ‘animals’, Pinkeltjes en een Junglebook met opklappende en in- en uitschuifbare dierfiguren. Vele boeken kwamen van Sinterklaas. De goedheiligma...

3. 'Stomerds' (1971-1973)

Als ik uit ons woonkamerraam kijk, zie ik mij als mannetje naar school lopen. De Frisoschool bevindt zich aan het einde van de straat waar ik nu woon. Hoewel mijn toen 16-jarig zusje zich graag om mij bekommerde kan ik mij niet herinneren of er iemand met mij meeliep. Wel in de pauze, wanneer ik met een klasgenootje naar de boekwinkel liep. Visalis. De naam stond, zo begreep ik later, voor visie, sales en libris. Het logo, een uil.  Nog steeds ruik ik het zure appeltje dat ik met mij meedroeg, hoor ik de juffrouw en meester en voel ik het koude brandweerhok waar ik mijn straffen uitzat. Ik zal wel weer aan het dagdromen zijn geweest, want ik liet mij graag afleiden. Wat moet je ook met Oom, Roos en Pijp-bordjes als je denkt dat je toch al kan lezen. In het brandweerhok vermaakte ik mij prima. Daar lagen de boekjes die we in de klas nog niet hadden gekregen. Het huis waar wij woonden werd verkocht, er werden enkele winkelpanden overgenomen en we verhuisden naar de stad. Mijn jongste...