Doorgaan naar hoofdcontent

10. Wasknijpers (1992-1994)

 

Mijn ouders vierden, ondanks hun onderbrekingen, hun veertigjarig huwelijk. Iemand onder ons opperde een gezellige foto van de familie te maken. Ik was een hork en haakte af. Mij waren vooral de pakken rammel bijgebleven, de veilige afstand en de geforceerde keuzes die ik had te maken. Twaalf jaar had ik mij achter mijn camera verscholen, misschien wel ondankbaar, schreeuwend om respect. Het portret zou een collage worden. 
Ook in mijn baantjes hadden mijn werkgevers mijn respect te verdienen. Ik kan nu eenmaal slecht tegen een arrogante werkrelatie en ik had relevantere dingen te doen. Op enig moment vond zo’n ‘chef’ dat we wat meer afstand moesten scheppen. Ik stelde daarop voor dat hij mij voortaan met mijnheer zou aanspreken. Dat incident leidde een nieuwe tijd in. Nu de opleiding klaar was kon ik ochtend- of avonddiensten draaien en daarnaast tijd vinden opdrachten binnen te slepen. Ik kreeg opdrachten voor TV-magazine, Club Veronica en ‘Hallo’ van Patty Brard. Zij had de pech er door haar vriend ingesluisd te zijn, maar ja de opdrachten waren leuk. Vlieglessen met de Luv-zangeressen, deejays spotten op de golfbaan, Patty in bad met een  beroemde nachtclubeigenaar. Achter de schermen hield ik praatjes met artiesten of hun managers zonder de paparazzi uit te hangen. Wat zou ik ook moeten met al die foto’s? Als ik voor Oleta Adams kom, hoef ik geen foto van Tatjana of Clouseau. Ook op de drukkerij ontmoette ik uitgevers en art-directors met mooie klussen. Ik leerde via de kapper waar ik ook voor werkte een fotograaf kennen van wie ik de studio mocht gebruiken en af en toe deelden wij een fotoklus. Ik sloot mij aan bij een nieuwe vereniging voor vakfotografen en algauw zat ik in de organisatie van fototentoonstellingen, de kwalificatiecommissie en de redactie van het vakblad. Leden bezochten elkaar in hun studio’s en ik liet mij volop inspireren nu ook mijn eigen studio te beginnen. Ik hoefde maar een ondernemingsplan te zien en ik schreef er zo zelf één. Voorop een fotootje van Doris in fel-witte omgeving, achterin mijn prijslijst. 

De buurman wilde zijn administratiepraktijk in de binnenstad vestigen en vroeg of ik zin had mee te gaan. Hij had zijn oog laten vallen op een herenhuis aan het haventje met daarachter ruimte voor 100m2 studio. Natuurlijk. Het ondernemingsplan lag al klaar. Ik had wat investeringen te doen en nog wat missiewerk te verrichten bij een, laat ik zeggen bezorgde schoonfamilie. We brachten beiden een medehuurder in. De buurman een assurantieman, ik een jonge vormgever. Maar ook hier gold, ‘s nachts de donkere kamer in. 
Door de studio spande ik eens touw om zo’n honderd foto’s aan te drogen. Veel te weinig wasknijpers natuurlijk. Misschien was het wel die donkere kamerklus die mijn verdere leven inleidde. Achter de studio woonde Judy, mijn goede-vriendin-voor-af-en-toe-een-praatje. Haar licht brandde nog. Zij had vast wasknijpers. Natuurlijk. Ik had haar ‘s middags nog de parkeerplek gegund waar ik eigenlijk zelf had willen staan. De gentleman in mij fluisterde dat ik maar beter wat verderop kon parkeren. Ik kon weer vooruit met de knijpers. 

Het portret, een fragment uit de collage. 
Voor het ontspullen duik ik de kolong in. Er liggen nog vele fotolijsten die ik eens om foto’s deed maar vast zijn doorgeroest. Weg ermee. Voor de Top 60, 1992 Why, van het album Diva van Annie Lennox; 1993 Perfectly good guitar, John Hiatt en 1994 Under tbe Pink, van Tori Amos.



Reacties

Populaire posts van deze blog

1. Kon geweest 1965-1967

Opgegroeid in de boekwinkel van mijn ouders zou het logischer zijn dat ik hieronder Jungleboek, Bobo of The Hobbit zou posten. Doe ik niet. Ik snuffel in mijn cave-collectie wat ik er aan muzikale parels heb staan uit mijn eerste jaren op deze planeet, en draai er wat van terwijl gewoon het leven van alledag zich door mijn hoofd afspoelt. Evengoed heb ik mij ertoe gezet om, naast al het lonkende vinyl ook te ontspullen en realiseer mij bij het afscheid nemen ervan dat ieder spul verdrongen herinneringen oproept. Van mijn angst voor de tandarts tot mijn eeuwige dorst, het heeft zo zijn grondslagen die zich verhullen in een prul. Bij mijn afscheid van Humpty Dumpty kom ik overigens niet verder dan het geluid van het geklongel (een dof geklingel) en een later bijgebracht Iers kinderversje. Ook de relaxte noten van Wes Montgomery en de stevigere tonen van the Stones zijn mij natuurlijk pas later ter ore gekomen. In militaire dienst was er zelfs een psycholoog voor nodig om mij terug te bre...

2. Sambal 1968-1970

Wat kon ik blèren toen mijn duim tussen de deur kwam van wat mijn ouders ‘het paviljoen’ noemden. Ik had de boosdoener graag laten zien hoe blauw en doorzichtig de duim geworden was, maar de man had zijn bus te halen. De achterzijde van de boekhandel, kwam uit op de bushalte aan de Schuttersgracht. Ik verwonderde mij er over de vele tijdschriften en mocht graag wegzwijmelen in de geur van verse drukinkt. Ik kon al Googlen toen ik vijf was zeg ik wel eens. Dat Googlen avant la lettre moet tussen de Bobo en de Donald Duck hebben plaatsgevonden. Ik kon vroeg lezen, maar ook al vroeg mijn verbeelding zijn werk laten doen, dus wat ik erover opteken zal een mix zijn van reconstructie, herinnering en wat zich in de loop der jaren aan mijn fantasie heeft ontsproten. Boeken met streepjes tussen de lettergrepen, een groot Engels boek met een alfabet van ‘animals’, Pinkeltjes en een Junglebook met opklappende en in- en uitschuifbare dierfiguren. Vele boeken kwamen van Sinterklaas. De goedheiligma...

3. 'Stomerds' (1971-1973)

Als ik uit ons woonkamerraam kijk, zie ik mij als mannetje naar school lopen. De Frisoschool bevindt zich aan het einde van de straat waar ik nu woon. Hoewel mijn toen 16-jarig zusje zich graag om mij bekommerde kan ik mij niet herinneren of er iemand met mij meeliep. Wel in de pauze, wanneer ik met een klasgenootje naar de boekwinkel liep. Visalis. De naam stond, zo begreep ik later, voor visie, sales en libris. Het logo, een uil.  Nog steeds ruik ik het zure appeltje dat ik met mij meedroeg, hoor ik de juffrouw en meester en voel ik het koude brandweerhok waar ik mijn straffen uitzat. Ik zal wel weer aan het dagdromen zijn geweest, want ik liet mij graag afleiden. Wat moet je ook met Oom, Roos en Pijp-bordjes als je denkt dat je toch al kan lezen. In het brandweerhok vermaakte ik mij prima. Daar lagen de boekjes die we in de klas nog niet hadden gekregen. Het huis waar wij woonden werd verkocht, er werden enkele winkelpanden overgenomen en we verhuisden naar de stad. Mijn jongste...