Mijn ouders vierden, ondanks hun onderbrekingen, hun veertigjarig huwelijk. Iemand onder ons opperde een gezellige foto van de familie te maken. Ik was een hork en haakte af. Mij waren vooral de pakken rammel bijgebleven, de veilige afstand en de geforceerde keuzes die ik had te maken. Twaalf jaar had ik mij achter mijn camera verscholen, misschien wel ondankbaar, schreeuwend om respect. Het portret zou een collage worden.
Ook in mijn baantjes hadden mijn werkgevers mijn respect te verdienen. Ik kan nu eenmaal slecht tegen een arrogante werkrelatie en ik had relevantere dingen te doen. Op enig moment vond zo’n ‘chef’ dat we wat meer afstand moesten scheppen. Ik stelde daarop voor dat hij mij voortaan met mijnheer zou aanspreken. Dat incident leidde een nieuwe tijd in. Nu de opleiding klaar was kon ik ochtend- of avonddiensten draaien en daarnaast tijd vinden opdrachten binnen te slepen. Ik kreeg opdrachten voor TV-magazine, Club Veronica en ‘Hallo’ van Patty Brard. Zij had de pech er door haar vriend ingesluisd te zijn, maar ja de opdrachten waren leuk. Vlieglessen met de Luv-zangeressen, deejays spotten op de golfbaan, Patty in bad met een beroemde nachtclubeigenaar. Achter de schermen hield ik praatjes met artiesten of hun managers zonder de paparazzi uit te hangen. Wat zou ik ook moeten met al die foto’s? Als ik voor Oleta Adams kom, hoef ik geen foto van Tatjana of Clouseau. Ook op de drukkerij ontmoette ik uitgevers en art-directors met mooie klussen. Ik leerde via de kapper waar ik ook voor werkte een fotograaf kennen van wie ik de studio mocht gebruiken en af en toe deelden wij een fotoklus. Ik sloot mij aan bij een nieuwe vereniging voor vakfotografen en algauw zat ik in de organisatie van fototentoonstellingen, de kwalificatiecommissie en de redactie van het vakblad. Leden bezochten elkaar in hun studio’s en ik liet mij volop inspireren nu ook mijn eigen studio te beginnen. Ik hoefde maar een ondernemingsplan te zien en ik schreef er zo zelf één. Voorop een fotootje van Doris in fel-witte omgeving, achterin mijn prijslijst.
De buurman wilde zijn administratiepraktijk in de binnenstad vestigen en vroeg of ik zin had mee te gaan. Hij had zijn oog laten vallen op een herenhuis aan het haventje met daarachter ruimte voor 100m2 studio. Natuurlijk. Het ondernemingsplan lag al klaar. Ik had wat investeringen te doen en nog wat missiewerk te verrichten bij een, laat ik zeggen bezorgde schoonfamilie. We brachten beiden een medehuurder in. De buurman een assurantieman, ik een jonge vormgever. Maar ook hier gold, ‘s nachts de donkere kamer in.
Door de studio spande ik eens touw om zo’n honderd foto’s aan te drogen. Veel te weinig wasknijpers natuurlijk. Misschien was het wel die donkere kamerklus die mijn verdere leven inleidde. Achter de studio woonde Judy, mijn goede-vriendin-voor-af-en-toe-een-praatje. Haar licht brandde nog. Zij had vast wasknijpers. Natuurlijk. Ik had haar ‘s middags nog de parkeerplek gegund waar ik eigenlijk zelf had willen staan. De gentleman in mij fluisterde dat ik maar beter wat verderop kon parkeren. Ik kon weer vooruit met de knijpers.
Het portret, een fragment uit de collage.
Voor het ontspullen duik ik de kolong in. Er liggen nog vele fotolijsten die ik eens om foto’s deed maar vast zijn doorgeroest. Weg ermee. Voor de Top 60, 1992 Why, van het album Diva van Annie Lennox; 1993 Perfectly good guitar, John Hiatt en 1994 Under tbe Pink, van Tori Amos.
Reacties
Een reactie posten