Zaterdag 17 januari 1998. De ouders van mijn vriend aan de deur. Een hechte band had ik niet met hen, maar ze waren kennelijk benieuwd hoe wij erbij zaten. Die avond zou ik mijn verjaardag vieren. 33. Oh shit. De zwangerschapstest verstoppen. We wisten het nog maar net.
We hadden er niet veel woorden voor nodig en ‘een op de knieën’ zat er al helemaal niet in. We waren allebei al een keer getrouwd geweest, dus we gingen voor het geregistreerd partnerschap. Sinds 1 januari dat jaar mochten stellen, van welke sekse ook, zich registreren als partners. Precies hetzelfde als een huwelijk, maar dan moest je nog wel bij de notaris organiseren dat voor de kinderen ook alles goed geregeld is. Hm. Twee aktes dus. We prikten onze datum. Maar ja, 5 mei worden er geen huwelijken gesloten. Twee dagen later. Ook ok. Mooie donkerrode jurk met gebloemde tak voor Judy, David Bowie-look voor mij. Mijn trouwe vriend werd nu mijn trouwe getuige. Natuurlijk een borrel in het Stadsmuseum. Er hing één brug in de zaal, ruimte genoeg. Vijf fotografen. Van de stichting. Ieder in zijn of haar eigen stijl. De huwelijksreis, een week naar Londen. Op enig moment waren we bij The National Portrait Gallery. Op Trafelqer square praatten we wat na over de tentoonstelling. Een groep mensen zetten het op een lopen en strooiden duivenzaad in de richting van één van de grote sokkels. Kennelijk werd er gedemonstreerd tegen de grote glasklomp die er werd onthuld. Een Hitchcock-tafereel met duiven moest de feestvreugde verstoren. Natuurlijk wilde ik daartussen staan. Het was het moment dat ik een tentoonstelling bedacht om over anderhalf jaar de eeuwwisseling te markeren. Ik filosofeerde met de conservator van ons Stadsmuseum over een tentoonstelling met 100 markante IJsselsteiners. Dat kwam er.
In september dat jaar werd onze zoon geboren, Faan. Mijn vader klonk wat teleurgesteld dat hij geen Eelco heette. Zijn tweede naam was naar Gregorius, mijn schoonvader.
Ondertussen werkte ik aan de millenniumtentoonstelling, Vereeuwigd. Tien portretten per decennium. Een soort terugkijken op de eeuw. Aan de stadsmuur grote billboards met moderne markanten die elkaar in estafette aanwezen. In het museum tien borden met tien portretten. Onze eigen portrait-gallery. Een jaar lang bezocht ik IJsselsteinse families, zocht foto’s in hun schoenendozen. Hier werd ik langzaam de lokale politiek binnengeharkt. Aan de stadsmuur startte ik met het portret van de fractievoorzitter en de wethouder van de VVD. Wanneer ik hen op straat tegenkwam groetten zij steevast in de zelfde hand opstekende houding. Zij noemden de nachtburgemeester. De nachtburgemeester noemde de molenaar, etc. Onze burgemeester. Een man die een cabaretière nog zou wegsturen van het podium, wilde de catalogus van de tentoonstelling huis-aan-huis laten verspreiden. Toen bleek dat hij zelf niet tot de rij der markanten behoorde, ging dat deel van het feest niet door. Maar goed, we hadden intussen wel 14.000 exemplaren, dus iedere bezoeker kreeg uiteindelijk wel een boekje mee.
Het jaar 2000 luidden we in de fotostudio in, één van de lokalen van het museumgebouw. Geen millenniumbug. Gewoon twaalf uur. In de andere zaal, waar we het jaar daarvoor nog ons partnerschap vierden hing de millenniumtentoonstelling. De tentoonstelling zou het grootste bezoekersaantal ooit naar het Stadsmuseum trekken. De gememoreerde markanten hadden vele nazaten en wilden allemaal zien hoe hun voorvader er in het museum bijhing.
Voor het ontspullen, alle foto's en negatieven van IJsselstein apart gehouden. Historische kring zal er blij mee zijn. Voor de Top 60, Mijn stad*, Stef Bos; Wonderfull life, Matilde Santing and The Oversoul 13 en Rose rouge van St. Germain.
Reacties
Een reactie posten