Doorgaan naar hoofdcontent

19. Spiegelschrift (2019-2021)

Nina is intussen het huis uit, Faan is een half jaar naar de Caraïben. Voorzichtig startte ik een onderzoek naar de Toorop-buste die bij ons op de kast pronkt. Eens kijken of de kunstverzamelaar in de Belinfante-hoek van de familie interessant is om over te schrijven. Ondertussen deelden we het huis opnieuw in. De badkamerman liet nog even op zich wachten dus Nina’s kamer vulde zich met steeds een stukje nieuw badkamermeubel, tot de verbouwing. Bijna therapeutisch sorteerde ik er ook de Legosteentjes van Faan op kleur. Ondertussen bedachten we dat het kantoortje inloopkast kon worden en Nina’s kamer kantoor.

Ik herinner mij hoe mijn opa’s bureau, waar ik verantwoording had af te leggen over die Leidse voorvader, in het midden van zijn kamer stond. Dat bureau stond nu bij mij. Die wilde ik ook in het midden. Een Libory. Beetje sfeer van de studio en mijn borken en grammofoonplaten een plek geven. Ik haalde een stukje gips plafond weg. Ineens werd duidelijk waar die wespen zich schuilhielden. Een hotel van vijf etages en anderhalve meter lengte bevond zich tussen de houten zoldervloer en het gips. We hadden het nest intussen wel bestreden maar nog nooit de structuren gezien waar ze zich schuilhielden. Libory werd cave. Gips weg, plafond in de olie. Ruimte voor snufjes, Hue-verlichting, koelkastje, beetje genealogie en oude treintjes. Mijn hersenpan werd groots en meeslepend geopend op mijn verjaardag, met voor iedere bezoeker een glaasje Grand Marnier.

Als je een ‘study’ hebt, moet er wat te studeren zijn. Het Belinfante-onderzoekje bracht mij naar het verhaal van de oprichting van het anp. Als communicatieman had het verhaal mijn warme belangstelling. Ik benaderde de kleinzoon van anp-oprichter Van de Pol. Een professor met emiraat. Hij verwees mij naar de zoon van de oprichter. Zijn oom, hij leefde nog. Sterker nog, die was van zijn leeftijd. We wisselden informatie uit en uiteindelijk wilden we beiden weten hoe het nu zat. De zoon vond de memoires van zijn vader terug en besloot het maar eens uit te geven. Ik ondersteunde in omslagtekst, ontwerp, personenregister en voetnoten. Het verhaal stond haaks op dat van ‘het Koninkrijk’ van De Jong, waar ik eerder  nog op vertrouwde. De professor en ik spraken bij de boekpresentatie. De één over keuzes die zijn opa maakte in een onrustig Europa en ik speculeerde over de complotten die erachter schuil leken te gaan. 
   Corona was uitgebroken en het leven kreeg een bijzondere wending. Cave werd kroeg. Faan, intussen terug , werkte op zijn eigen kamer. Judy betrok de oude werkkamer. 
Wanneer we klaar waren met ons werk mocht de cave een alternatief zijn om de dag af te sluiten. Ik besloot van mijn onderzoek een proefschrift te maken. Of de School voor Fotografie daar nu een goede basis voor was? De professor stelde voor een essay te schrijven waarin ik vijf belangrijke vaardigheden kon onderbouwen. Dat werd ‘Spiegelschrift’. Het mocht niet baten. Ik besloot het verhaal van het ANP te romantiseren en koos Jan Belinfante als protagonist. Ik creëerde een fictieve verteller. Een zoektocht van jaren lag open. Ik besprak de vorderingen in de wijnbar. Ook met een zekere Guido. Hij verkondigt graag zijn mening, waar ik zelf nog wat ruimte nodig heb. Politiek liggen we mijlenver uit elkaar. Aan een bar is dat prima. Corona maakte dat we elkaar ook thuis ontmoetten. Hij vond het geluid van mijn platenspeler ‘kut’ en zette er langzaamaan wat oude apparatuur voor terug. Pick-up uit 1974. Set boxjes, versterker. Ik kreeg er lol in. De 55 cm aan vinyl die ik nog wilde bewaren zijn intussen verachtvoudigd. En ook de genealogie mocht zich verheugen op een nieuwe loot aan de stam. Liva werd geboren.

Voor het ontspullen: ruimte voor de platen. Printer, archiefdozen en cd’s eruit. Voor de Top 60: Kensington (2019), Di-rect (2020) en Candy Dulfer (2021). 


 


Reacties

Populaire posts van deze blog

1. Kon geweest 1965-1967

Opgegroeid in de boekwinkel van mijn ouders zou het logischer zijn dat ik hieronder Jungleboek, Bobo of The Hobbit zou posten. Doe ik niet. Ik snuffel in mijn cave-collectie wat ik er aan muzikale parels heb staan uit mijn eerste jaren op deze planeet, en draai er wat van terwijl gewoon het leven van alledag zich door mijn hoofd afspoelt. Evengoed heb ik mij ertoe gezet om, naast al het lonkende vinyl ook te ontspullen en realiseer mij bij het afscheid nemen ervan dat ieder spul verdrongen herinneringen oproept. Van mijn angst voor de tandarts tot mijn eeuwige dorst, het heeft zo zijn grondslagen die zich verhullen in een prul. Bij mijn afscheid van Humpty Dumpty kom ik overigens niet verder dan het geluid van het geklongel (een dof geklingel) en een later bijgebracht Iers kinderversje. Ook de relaxte noten van Wes Montgomery en de stevigere tonen van the Stones zijn mij natuurlijk pas later ter ore gekomen. In militaire dienst was er zelfs een psycholoog voor nodig om mij terug te bre...

2. Sambal 1968-1970

Wat kon ik blèren toen mijn duim tussen de deur kwam van wat mijn ouders ‘het paviljoen’ noemden. Ik had de boosdoener graag laten zien hoe blauw en doorzichtig de duim geworden was, maar de man had zijn bus te halen. De achterzijde van de boekhandel, kwam uit op de bushalte aan de Schuttersgracht. Ik verwonderde mij er over de vele tijdschriften en mocht graag wegzwijmelen in de geur van verse drukinkt. Ik kon al Googlen toen ik vijf was zeg ik wel eens. Dat Googlen avant la lettre moet tussen de Bobo en de Donald Duck hebben plaatsgevonden. Ik kon vroeg lezen, maar ook al vroeg mijn verbeelding zijn werk laten doen, dus wat ik erover opteken zal een mix zijn van reconstructie, herinnering en wat zich in de loop der jaren aan mijn fantasie heeft ontsproten. Boeken met streepjes tussen de lettergrepen, een groot Engels boek met een alfabet van ‘animals’, Pinkeltjes en een Junglebook met opklappende en in- en uitschuifbare dierfiguren. Vele boeken kwamen van Sinterklaas. De goedheiligma...

3. 'Stomerds' (1971-1973)

Als ik uit ons woonkamerraam kijk, zie ik mij als mannetje naar school lopen. De Frisoschool bevindt zich aan het einde van de straat waar ik nu woon. Hoewel mijn toen 16-jarig zusje zich graag om mij bekommerde kan ik mij niet herinneren of er iemand met mij meeliep. Wel in de pauze, wanneer ik met een klasgenootje naar de boekwinkel liep. Visalis. De naam stond, zo begreep ik later, voor visie, sales en libris. Het logo, een uil.  Nog steeds ruik ik het zure appeltje dat ik met mij meedroeg, hoor ik de juffrouw en meester en voel ik het koude brandweerhok waar ik mijn straffen uitzat. Ik zal wel weer aan het dagdromen zijn geweest, want ik liet mij graag afleiden. Wat moet je ook met Oom, Roos en Pijp-bordjes als je denkt dat je toch al kan lezen. In het brandweerhok vermaakte ik mij prima. Daar lagen de boekjes die we in de klas nog niet hadden gekregen. Het huis waar wij woonden werd verkocht, er werden enkele winkelpanden overgenomen en we verhuisden naar de stad. Mijn jongste...